Als je aan tien willekeurige Sint-Maartenaren vraagt wat er voor ze is veranderd nu hun eiland bijna een jaar geleden een autonoom land is geworden, luidt het antwoord tien keer: “niets”.

“Dat is toch fantastisch”, meent Richard Gibson, de vertegenwoordiger van St. Maarten in het College financieel toezicht (Cft), “dat betekend dat het eiland niet in chaos ten onder is gegaan, dat de nieuwe instituties werken en dat het land blijkbaar goed bestuurd wordt.”

Met een zuur gezicht denkt hij terug aan de dagen vlak voor 10 oktober 2010. In Den Haag twijfelde men er tot het laatste moment aan of St. Maarten zijn autonome status wel aankon; het eiland zou daar nog niet klaar voor zijn.

“St. Maarten heeft de financiën op orde en gaat voor komend jaar een sluitende begroting indienen vóór 1 januari”, verzekert Gibson, “de gewenste landelijke bestuursorganen zijn opgericht en functioneren redelijk als je in acht neemt dat we daar nu amper een jaar ervaring mee hebben.”

Het Cft had die begroting al willen hebben vóór 1 september, maar die datum heeft ook het nadere nieuwe land Curaçao niet gehaald. Daar kreeg de minister van Financiën bovendien zijn conceptbegroting terug van het Cft met de opmerkingen dat er onvoldoende garanties waren dat de geprojecteerde inkomsten ook zullen gehaald worden.

Gibson wijst er fijntjes op dat de twee dingen die Nederland tegen de zin van Sint Maarten heeft doorgedrukt, allebei niet functioneren: de gemeenschappelijke centrale bank met Curaçao en de gemeenschappelijke Procureur Generaal. Van een centrale bank is niks in huis gekomen door gekrakeel op Curaçao en de afspraken over de PG zijn “leeg” gebleven, zegt hij.

Op Curaçao is het anders. Toen de Nederlandse Antillen ophielden te bestaan en het eiland zijn autonome status verwierf, kreeg de lokale bestuurslaag landelijke verantwoordelijkheid. “Er moesten diensten worden aangestuurd die voorheen onder Antilliaans bestuur vielen en dat lukt niet altijd zonder slag of stoot”, zegt Maurice Adriaens, nog minister in het laatste Antilliaanse kabinet, nu directeur van de Curaçaose Airport Holding (CAH), “dat leidt tot verwarring en tot stagnatie. Beslissingen worden uitgesteld of slecht genomen omdat het nog niet helder is wie welke rol dient te spelen en hoe.”

Het helpt ook niet dat op 10-10-10, onder leiding van de jonge premier Gerrit Schotte, een ploeg aan de macht kwam van politici met weinig bestuurservaring die moeite heeft een coherente visie voor de toekomst te formuleren. Die regering heeft niet enkel het economische getij tegen. Ze moet ook opboksen tegen de oude rotten in het politieke vak die niet zonder rancune over het verlies van de macht soms giftig oppositie voeren. Netwerken van partijen en organisaties die elkaar vroeger de bal toespeelden hebben zich verenigd in ad hoc comités die roepen dat met Schotte op Curaçao het einde onderhand nabij is.

Dat lijkt ook al gauw zo als de bouw van het nieuwe ziekenhuis weer wordt uitgesteld, de luchthaven zijn veiligheidsclassificatie dreigt te verliezen, de stroom om de haverklap uitvalt op het eiland, in de gevangenis gedetineerden elkaar doodschieten, cao-besprekingen bij het overheidsnutsbedrijf Aqualectra al sinds januari vastzitten, coalitiepartners ruziënd over straat rollen en het land amper een jaar na de gedeeltelijke schuldsanering door Nederland al weer krap bij kas zit. Vorige week hoorde de minister van Financiën nog van het IMF dat er dringend wat moet gebeuren aan het tekort op te betalingsbalans. Dat zijn allemaal kwesties die al jaren aanslepen, maar ook door deze nieuwe regering met al haar bravoure nog niet zijn aangepakt.

Maar de grootste lokale krant “Amigoe” kopte laatst, dat volgens een recente opiniepeiling, de huidige regering nog steeds beter wordt gewaardeerd dan de vorige. De redactie van de Wereldomroep berekende dat de ploeg van Schotte met 5,7 als rapportcijfer een voldoende scoort, zij het krap.